‘Van bezitterig kolonialisme naar tolerantie uit het hart.’ 3.
Reeds twee maal sprak Marjolein van Pagee bij Café
Weltschmerz over het kolonialisme van vroeger en hoe dit zich voortzet. Als
reactie en aanvulling hierop haal ik enige alinea’s aan uit mijn ‘Onderweg met
Moeder Aarde. Deel 3 Het vervlogen burgerschap en ambachtsleven’. Het derde
fragment.
Uit Hoofdstuk 6 ‘Vrij burgerschap tegenover staatsbeteugeling’, paragraaf ‘De allereerste geboortegolf van economische mensentypes’:
De Hollanders … concentreerden zich steeds meer op de rechtstreekse handel met het Verre Oosten. De Amsterdamse Kamer van Assurantie verzekerde nu de risico's van de grote vaart en dit was een nieuw fenomeen in het geldverkeer. Dit was, naar men zich indenken kan, door een vroege vorm van slimme jongens voor elkaar gebracht. Er kon nu zekerheid gekocht worden en de verwachtingen van de economische ondernemingen kwamen hiermee los te staan van de onzekere ritmes in de natuur, waarvan men altijd volgens een vanzelfsprekende gewoonte afhankelijk was geweest. Kwamen de betaalde verzekeringsgelden terug ten bate van de gemeenschap, oftewel: welke belangen werden hiermee gediend? Werd geld als betaalmiddel toen niet reeds tot geld als doel tot geldvermeerdering en kwamen geldverkeer en gegarandeerde economische groei toen niet om de hoek kijken? Werd het algemene levensdoel toen niet met geld gekoppeld aan de drijfveer om te leven? De verzekerden gaven in ieder geval vorm aan de opkomst van een nieuwe geldwaardering en de consequenties van het geldgebruik werden ingewikkelder en daardoor verdwenen ze uit het zicht van de minder bemiddelde burger. De langzaamaan in ongebruik rakende gildeneconomie maakte plaats voor een handelswijze waarbij het geldverkeer de economie minder reëel maakte. Tegenwoordig hebben we de reële lokale economie bijna geheel uit handen gegeven en hebben we ons overgeleverd aan een abstract systeem dat een doodlopende weg insloeg en een onpraktische mens aan zijn lot overlaat, tenzij deze ontwaakt.
… Johan van Oldenbarnevelt richtte in 1602 de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) op. Hiermee emancipeerde de handel van de kerk. Met andere woorden, tussen handel en geloof ontstond een diepe kloof. De handelaren hielden van meten, wegen en tellen en legden hun resultaten vast in de grafieken, tabellen en statistieken van hun boekhoudingen. De godsdienstige leerstellingen werkten verstorend op zo'n berekenende redeneertrant die voor de Noordelijke Nederlanden een tel-uit-je-winst Gouden Eeuw aanzwengelde. Als de kerk het bovenaan in de maatschappelijke piramide voor het zeggen gehouden zou hebben, was er voor de adel geen wereldlijke macht mogelijk geworden. Als de adel niet geattendeerd geweest zou zijn op een onafhankelijke dadendrang in deeconomische sfeer, dan was er niet genoeg ruimte beschikbaar gekomen voor de arbeidende klasse om zich op te werken. Dit laatste proces was nu aangevangen. Hierbij werd door de natuurwetenschappelijke innovaties vooral een neerwaartse evolutionaire curve gevolgd. In het industriële tijdperk zou deze weg met de onopgeloste sociale kwestie letterlijk doodlopen in de Eerste Wereldoorlog. De aanvankelijk broederlijke intentie van de Compagnie was geen lang leven beschoren. De onbeheerste begeerte voor de uitbreiding van Europa, en de verrijking van de kapitaalkrachtigen ten koste van andere volkeren, liet al gauw de zwarte schaduw van het opkomende Nederlandse kolonialisme zien. Van Oldenbarnevelt was een gematigde calvinist en de dogmatisch gezinden hadden niet veel op met zijn idealisme. De tendens om de blik eenzijdig op de fysieke wereld te richten was al lang aan de gang en ging gepaard met een vervagende ethische moraal. Nu waren er gedurende de hervorming van de zestiende eeuw bepaalde mensenindividuen binnen het aardeleven gekomen, die hun kennis en intellect helemaal niet meer relateerden aan de geestelijke wereld. Alle intellect zou volgens hen enkel en alleen tot het fysieke te herleiden zijn. De tijden bleken er nu warempel naar te zijn om als mens met een dergelijke levensintelling te kunnen incarneren. Het lijkt geen verbazing te moeten wekken dat bepaalde machtselites, die van zins waren met hun occulte kennis de tastbare wereld naar hun hand te zetten, deze economische mensentypes omarmden. De zegetocht van de middels de zeiltochten veroverde wereld ging nu met alle 'hands on deck' onherroepelijk richting techniek en industrie. Wat er aan geëmancipeerd zelfbewustzijn leefde, gaf de stootkracht om van wal te gaan. De mensenmaatschappij kwam op drift en zou zich bewust moeten worden van de onbekende golfstroom die de aandrijfkracht werd. Nadat de macht eerst had gelegen bij de geestelijken en daarna bij de adel, verscheen dit bijzondere mensentype op het wereldtoneel, die de macht op het economische vlak eenzijdig naar zich toetrok. Bovenal karakteristiek voor dit economische mensentype was de losmaking van zijn spirituele grondslag. Men erkende het eeuwige reïncarnerende mensen-'ik' niet meer. Deze mensen, met hun benauwde blik op materie en handel, zouden na hun aardse dood slechts een kort geestelijk leven doorgemaakt hebben tussen het sterven en een nieuwe geboorte in. Hierdoor brachten deze individualiteiten weinig spirituele impulsen in hun volgende aardelevens mee. Dit zijn de tegenwoordige heerserstypen, die pure kille materialisten zijn en vaak hoge maatschappelijke posten innemen. We kennen ze allemaal, brengen onze stem op hen uit en aanvaarden hun gedelegeerde berekende opdrachten, zoals in de huidige vaccinatiedreiging. Dit vraagt echter van de mens van vandaag allertheid om de leiderstypen te doorgronden en hen niet automatisch op een voetstuk te plaatsen. Deze zich naar voren dringende lui met hun 'smart' imago, doen alsof ze het goede met de mensheid voor hebben. Stond de zestiende eeuwse vrije mens ook al geen zelfbestuur zonder staatshoofd voor? Wij zijn tegenwoordig nog harder toe aan een vernieuwde vorm van leiderschap. Getalenteerde mensen met humane en ethisch morele intenties bereiken vandaag vaak niet de hoogste maatschappelijke treden, maar verdienen zeker beter toebedeelde mandaten tot actie voor het heil van de mensheid. Het roer moet om om de op drift zijnde oeverbevolking vrij en bewust in de thuishaven van medemenselijkheid te kunnen laten aanmeren. Om dit in te zien grijpen we terug op onze historie, waar zowel de tendensen tot verstoring van alsook de stimulans tot een humane maatschappij zijn te vinden.’
Afbeelding: Economisch mensentype.